De eerste vijfentwintig jaar van zijn leven woonde Willem Roelofs afwisselend in Utrecht en Den Haag, waar hij les kreeg van de dier- en landschapschilder Hendrikus van de Sande Bakhuyzen. In 1847 verhuisde hij naar Brussel. Daar was het kunstklimaat voor een beginnende schilder gunstiger dan in Nederland. Wel bleef hij actief lid van Pulchri Studio en hield contact met het Haagse kunstleven. Roelofs zou 40 jaar in Brussel blijven wonen. Hij had er vrijwel direct succes met zijn schilderijen. Via tentoonstellingen maakte hij kennis met werk van de schilders van Barbizon. Het realisme waarmee ze de natuur vastlegden zou hij overnemen. Vermoedelijk reisde hij zelf in 1851 voor het eerst, en als een van de eerste Nederlanders, naar de bossen van Fontainebleau.
Zocht Roelofs eerst nog zijn inspiratie in de omgeving van Brussel, vanaf 1856 reisde hij daarvoor jaarlijks naar Nederland. Net zoals zijn collega’s van de Haagse School interesseerde hij zich voor het landschap dat tot dan toe in ons land als te gewoontjes werd beschouwd: het polderland met molens, drassige weiden met koeien onder zware wolkenluchten, heidevelden en rivieren. Eerst trok hij naar Drenthe, later zocht hij idyllische plekjes op langs het Gein, rond de Nieuwkoopse Plassen en bij Loosdrecht. Het ging hem daarbij om het naar de werkelijkheid vastleggen van de stemming en het licht van het moment, die op bewolkte dagen voortdurend veranderden. Zijn indrukken verzamelde hij zorgvuldig in schetsen en olieverfstudies op doek, die hij gebruikte bij de uitwerking van het schilderij in zijn atelier. Het is bekend dat Roelofs hiervan heel veel maakte. Een goede buitenstudie moest, zoals Roelofs het noemde, ‘de adem der natuur’ in zich hebben en diende als geheugensteun bij het maken van het schilderij. Vaak werden deze olieverfstudies door hem ook voorzien van opschriften met de vermelding van plaats of maand en soms een nummer, dat correspondeerde met andere olieverfschetsen uit dezelfe streek. De waardering van tijdgenoten voor de directheid van deze landschappen blijkt wel uit het feit dat ze regelmatig als zelfstandige kunstwerken werden verkocht.
In Nederland werden zijn vernieuwingen op het gebied van de landschapskunst pas in de jaren 70 ten volle onderkend en wordt hij door tijdgenoten wel de ‘baanbreker van de moderne Nederlandse schilderkunst’ genoemd. Musea in België en Nederland kopen in deze jaren werk van hem. In 1887 keerder Roelofs definitief terug naar Den Haag.