Jacob Mariskunstenaar • kunstschilder • aquarellist • tekenaarDen Haag 1837-1899 Karlsbad (v/h Oostenrijk-Hongarije, nu Tsjechië)
biografie van Jacobus Hendricus 'Jacob' Maris
Portret van Jacobus Hendricus 'Jacob' Maris
Jacob Maris werd in 1837 geboren als oudste van de drie Maris-broers. Hij moet een rustig en joviaal mens geweest zijn, een echte verbinder, wordt wel gezegd. Jacob vond pas na twintig jaar van leren en experimenteren het thema dat hem zijn verdere leven zou bezighouden en waarin hij de meest spontane en gedurfde interpretatie van de werkelijkheid zou geven: het landschap.
Aanvankelijk leek het erop dat hij figuurschilder zou worden. Op twaalfjarige leeftijd ging hij in de leer bij de Haagse genreschilder J.A.B. Stroebel en volgde al spoedig lessen aan de Haagse academie. Vervolgens werd Huib van Hove zijn leermeester. Na lessen aan de academie van Antwerpen was hij in 1859 en 1860 samen met zijn broer Matthijs in Oosterbeek, waar ze natuurstudies maakten. Ook bezochten ze Barbizon. Dat de nieuwe benadering van het landschapschilderen hem aantrok blijkt uit het feit dat hij in 1864 opnieuw in Oosterbeek verbleef en tijdens een reis ook Fontainebleau bezocht. In het voorjaar van 1865 vertrok Jacob naar Parijs, waar hij zich vooral moet hebben toegelegd op het schilderen van Italiaanse volkstypen ofwel ‘Italiennes’, die geliefd waren en door de Parijse kunsthandel Goupil werden verkocht naar Engeland en de Verenigde Staten. Kenners prezen toen al zijn landschappen en dorpsgezichten aan het water, en het is in Parijs dat hij definitief kiest voor een carrière als landschapschilder.
In 1871 keerde Jacob, genoodzaakt door de Frans-Duitse oorlog, met vrouw en dochter terug naar Den Haag en vestigde zich aan de Noord-West-Binnensingel. Hij werd opnieuw lid van Pulchri Studio – waar hij onder andere commissaris was voor de ‘Gezellige Bijeenkomsten’ – en was medeoprichter van de Hollandsche Teekenmaatschappij ter promotie van de aquarel. Vanaf nu ontwikkelde hij zich tot een krachtig landschapschilder. Rivieren en vaarten, stadsgezichten aan het water, molens, strandgezichten met bomschuiten schilderde hij in een brede, zelfverzekerde toets die bij tijdgenoten bewondering oogstte. Zijn penseelstreek werd gedurfder, zijn verfopbreng pasteuzer en zijn palet bestond uit subtiel op elkaar afgestemde tonen.
Maris ontwikkelde een wonderlijke manier van schilderen. Over zijn werkwijze werd wel geschreven dat hij de verf dik opzette en dan in de nog niet droge verflagen metselde, rommelde en veranderde totdat er een harmonie van kleuren ontstond. Dan maakte hij de voorstelling af met een dunne penseelstreek. Het resulteert in landschappen en stadsgezichten die zwaar van stemming en atmosfeer zijn en de stadsgezichten zijn dan ook zelden exacte portretten maar veeleer een combinatie van elementen uit verschillende steden. Veel ruimte is er voor hoge luchten; Jacob was een meester in het schilderen van imposante wolkenpartijen.
Vanaf de jaren 80 brak hij in Nederland door en behoorde voortaan tot Nederlands belangrijke en meest verdienende eigentijdse kunstenaars. In 1899, op het hoogtepunt van zijn roem, stierf hij. Via de Haagse Kunsthandel Goupil werd toen al veel van zijn werk naar het buitenland verkocht, waar het nog altijd deel uitmaakt van museale colleties in Engeland, Frankrijk, Canada en de Verenigde Staten.