‘Als u naar buiten gaat om te gaan schilderen, probeer dan de dingen die zich aan u voordoen – de boom, het huis, de akker, wat dan ook – te vergeten. Denk liever: hier heb je een klein blauw vierkantje, hier een roze rechthoek, hier een gele streep, en schilder dat precies zoals het aan u verschijnt, met de exacte kleur en de exacte vorm, net zo lang totdat dat uitmondt op uw eigen naïeve indruk van de scène voor u.’ Dit is een citaat van Claude Monet, zijn advies aan leerlinge Lilla Cabot Perry die ’s zomers thuisland Amerika verruilde voor het romantische Giverny van Monet. Zijn centrale idee direct te schilderen wat je zag en dat in kleur op doek te zetten bracht een heel nieuwe vorm van schilderkunst. De kleur van de lucht, die volgens Monet violet is, de haast fluorescerende kleur van bloemen waarmee Monet zich omringde (‘je dois avoir des fleurs toujours et toujours’); in steeds grotere mate krijgt kleur een eigen plek op het doek, niet langer ondergeschikt aan compositie of onderhevig aan wat de natuur ingeeft. Kunstenaars bevrijden zich van de plicht om de zichtbare werkelijkheid zo natuurgetrouw mogelijk weer te geven en kiezen voor kleur.
Claude Monet, Nympheas, 1916 -1919 © Musee Marmottan
De wereld zou er een stuk minder gezellig uitzien zonder kleur, het levert een karig leven op. Of toch niet? Vanuit Simonis & Buunk zijn we betrokken bij de Nederlandse Oogonderzoek Stichting – een doel naar ons hart, hoe kan het ook anders – en volgens slechtzienden missen ze veel, maar is het leven draaglijk. Het is de eerder geciteerde Monet die aan het eind van zijn leven kampte met blindheid, maar nog steeds fraai schilderde, hoewel bijna abstract. Van Vincent van Gogh wordt vermoed dat hij kleurenblind was, van Herman Brood en Lucebert is het bekend. Die laatste vond overigens om die reden dat zijn tekeningen beter waren dan zijn schilderijen. Of dit ook zo is gaan we zien in het Stedelijk Museum Alkmaar waar komend jaar zijn 100e geboortedag herdacht wordt met een tentoonstelling van 100 objecten – getekend, geschreven, gesproken en geschilderd, inclusief bruiklenen vanuit Ede. Een andere visie op kleur kan juist hele aparte en creatieve kleurcombinaties opleveren. We benadrukken dat in deze catalogus, die de passende titel ‘kieskleurig’ heeft meegekregen, of zo u wilt, ‘kieskeurig’. Want de afgebeelde selectie schilderijen en enkele beelden zijn niet willekeurig samengebracht. Bij elk nieuw werk dat onze collectie verrijkt en ‘cataloguswaardig’ is, zoeken we een ander werk dat versterkend werkt, soms één dat al langer in de collectie is maar bij voorkeur ook een recente aankoop. De twee naast elkaar geplaatste werken mogen contrasteren, maar elkaar niet ‘bijten’. Overeenkomst in thematiek is aardig, maar als het dan ook uit dezelfde periode afkomstig is wordt het een open deur. En dan uiteindelijk, na veel schaven en finetunen, is de selectie definitief en… worden er één of meerdere schilderijen uit de voorlopige catalogus verkocht en begint het proces opnieuw.
We trappen af met een groot werk van Frieda Hunziker uit 1963. Het grootste gedeelte van wat zij na haar dood in 1966 naliet is nu bij haar kleindochter. We zijn bijzonder verheugd om namens haar drie prachtige werken aan te bieden. In het voorjaar van 2024 volgt er meer, ook van haar vroege werk. Hunzikers Donkere golf wordt vergezeld door de golven van een winderig Paterswoldsemeer van Jan van der Zee. Het was zijn collega-schilder uit Groningen, Jan Wiegers, die zo overdonderd was door het kleurgebruik van Ernst Ludwig Kirchner dat dit leidend werd voor het kunstcollectief dat we vanaf eind 20e eeuw als kunsthandel veel en graag verhandelen: de Groninger Ploeg. Het is deze stroming die de gemoederen flink bezighield 100 jaar geleden, en niet alleen toen. Jan Altink, Johan Dijkstra, George Martens, Jan van der Baan, Jannes de Vries, Ben Walrecht; zowel de vroege als de latere generatie Groningers zijn rijk vertegenwoordigd in deze uitgave.
Camille Pissarro, Pâturage, coucher de soleil, Eragny, 1890
Bijzonder in deze catalogus is wel het schilderij van Ferdinand Hart Nibbrig dat we in Australië kochten uit de nalatenschap van dr. Cornelis Kruytbosch uit Albury. Hart Nibbrig begon conventioneel met een studie aan de Amsterdamse Rijksakademie, maar maakte tijdens een daaropvolgend verblijf in Parijs (1888-1889) al vroeg kennis met het neo-impressionisme van Lucien en Camille Pissarro, wat een grote indruk op hem maakte. Vanaf 1895 begon de schilder deze techniek zelf toe te passen, echter zonder de strenge kleurvoorschriften waar het pointillisme in Frankrijk aan onderworpen was. Hart Nibbrig wilde met de stippeltechniek de tinteling van het zonlicht weergeven. En waar kon hij beter zijn dan in Hillegom en Bennebroek, waar hij tussen 1890 en 1894 graag werkte tussen de bollenvelden die met het voortduren van de dag steeds veranderden van licht en kleur. Het schilderij wordt al vroeg opgemerkt en maakt in 1901 deel uit van de Internationale Kunstausstellung van de Sächsischer Kunstverein in Dresden.
Last but not least wil ik het enfant terrible van de Nederlandse schilderkunst uitlichten, van wie we maar liefst vijf werken een plek in deze catalogus hebben gegeven. Zijn Cobra-jaren en wilde schildersjaren zijn achter de rug en Karel Appel zoekt vanaf eind jaren 60, vanuit zijn aangekochte Château de Molesmes in Frankrijk, naar een nieuwe beeldtaal waarin – hoe kon het ook anders – kleur de hoofdrol speelt. Niet langer zijn de helden uit de kunstgeschiedenis zijn vijanden, het kinderlijke en primitieve maakt in de daaropvolgende jaren 70 plaats voor meer uitgebalanceerde composities. Was zijn werk voorheen gehaat en geliefd, tegenwoordig is de vraag groter dan het aanbod. Ook onze zuiderburen zijn gecharmeerd van zijn werk, wat blijkt uit de mooie tentoonstellingen die daar de laatste jaren over Cobra gemaakt zijn en nog komen.
Onze zorgvuldige keuze is een kleurig geheel geworden. Aan u de uitdaging óók te kiezen. Vanuit deze catalogus of in Ede, waar u oog in oog staat met onze keur aan kunst.
Teo van den Brink
directielid Simonis & Buunk
Hieronder presenteren wij de schilderijen uit onze tentoonstelling Kieskleurig. De selectie is ook verschenen in een gedrukte luxe catalogus, die u hier in pdf-vorm kunt bekijken en natuurlijk ook kunt bestellen via deze pagina.
De werken pronken in onze drie galeries in Ede, alwaar u van harte welkom bent. We ontvangen u gastvrij met een kop koffie en rond vier uur met een glas Salentein. Wilt u een specifiek kunstwerk in privacy bekijken, maak dan een afspraak, dan hangen wij het voor u in een aparte ruimte.
Open: dinsdag t/m zaterdag 11-17 uur
open zondagen 26 november en 10 december
en op afspraak: 0318-652888 of info@simonisbuunk.nl
Het kunstwerk van Auke de Vries waar dit beeld het model voor was, staat in het water van het middengedeelte van de Zuiderpolder in Haarlem. Het beeld ‘leunt’ als het ware in tegenovergestelde richting van het schuin in het water geplaatste woonblok, ook wel lessenaar genoemd, van de architect Koen van Velsen. Aan de overkant van de flat de basisschool.
Onthulling kunstwerk ‘De Vishaak’ in tegenwoordigheid van Auke de Vries en leerlingen van basisschool Zuiderpolder © Rob Hendriks / UP De Boer
Na zijn opleiding te hebben voltooid aan de academie in Den Haag, gaat Hendrik Valk in de jaren 10 en 20 van de vorige eeuw als beginnend kunstenaar op zoek naar een eigen stijl. Hoewel hij zich nooit bij een groep of stroming aansloot, wordt zijn stijl vaak in verband gebracht met kunstenaars als Theo van Doesburg, Bart van der Leck en Vilmos Huszár. Valk zorgde dat hij op de hoogte was van de moderne kunstopvattingen, maar is altijd zijn eigen koers blijven varen. Hij vond het belangrijk het ‘wezen’ van een kunstwerk op een heldere manier weer te geven. Hij begint met het schilderen en tekenen van het landelijke leven, zoals boerderijen en landschappen in de omgeving van Stroe, maar neemt hierin steeds meer afstand van het realisme. Zijn kleuren zijn dan al egaal en zijn voorstellingen hebben een scherpe belijning. In zijn zoektocht naar de kern van zijn onderwerp houdt Valk vast aan zijn eigen ervaring van de kunstenaar als ‘ziener’ en vermijdt hij alles wat kan afleiden, zoals het gebruik van details. Meer en meer abstraheert hij zijn composities tot blokvormen, waarbij de onderdelen wel herkenbaar blijven: een figuur blijft een figuur en ook dieptewerking blijft hij op het platte doek toepassen, in tegenstelling tot Bart van der Leck en andere kunstenaars van De Stijl. Als docent van kop- en modeltekenen en oprichter van de grafische afdeling op de academie in Arnhem stimuleerde Valk zijn leerlingen hun eigen stijl te ontwikkelen.
In 1973 vervaardigde Corneille samen met zijn vriend en editor Giorgio Cegna een serie over de avonturen van Pinokkio. Een hele zomer was hij bezig om de tekst van het bekende en geliefde sprookje over te brengen in beeld. Corneille ‘vermengde kleur en zweet met elkaar’ in de studio’s van de uitgeverij in Pollenza om de serie uiteindelijk te tonen op de vijftiende Triennale in het stadspark van Milaan. Samen met Giorgio besloot Corneille een ‘kolossaal’ boek te maken waar iedereen doorheen kon bladeren en dat, vanwege het exposeren in de buitenlucht, bestand moest zijn tegen de Italiaanse zon. Uiteindelijk werd het vernield door studenten en vond Corneille dat er een set van twaalf zeefdrukken moest komen. Deze werden vervaardigd in zwart-wit om vervolgens te worden opgewerkt met gouache, waardoor elke zeefdruk een unicum is.
Worden paarden tegenwoordig vooral gehouden voor hobby en sport, vroeger waren ze onmisbare krachten op het land voor grondbewerking en oogst. De schilder-musicus Johan van Hell deed in de 20e eeuw wat anders dan zijn romantische collega’s in de 19e eeuw. Als een sjabloon zijn de paarden uitgeknipt, gedupliceerd en in een driehoek geplaatst, waarmee hij elke ruimte-illusie wegneemt. De horizon is gereduceerd tot een smal lint. Van Hell was socialist. Hij wilde zijn onderwerpen zodanig vereenvoudigen dat elke arbeider en ongeletterde ze kon begrijpen.
Simon Vinkenoog (1928-2009) dichter, schrijver en activist speelde een centrale rol in de Amsterdamse muziek- en kunstscene van de jaren 60. Hij was een groot pleitbezorger voor het experimenteren met geestverruimende middelen als marihuana en LSD om te komen tot een hogere bewustzijnstoestand. In zijn huis op de Bloemgracht en later de Noordermarkt moet het een komen en gaan zijn geweest van kunstenaars en muzikanten. In 1948 was Vinkenoog op twintigjarige leeftijd vertrokken naar Parijs om, wat hij ervoer als, het verstikkende Hollandse sfeertje te ontvluchten. Hij ontmoette er Karel Appel, Zadkine, Corneille en Hugo Claus en de fotograaf Ed van der Elsken. Vinkenoog woonde acht jaar in Parijs, waar hij zeven jaar (van 1949 tot 1956) werkzaam was bij de UNESCO en debuteerde in die periode als dichter. In 1961 legt hij zich volledig toe op het schrijven. Zijn propageren van de voordelen van verboden geestverruimende middelen zorgt voor confrontaties. In februari 1964 wordt hij gearresteerd en voorwaardelijk veroordeeld tot 6 weken voor het in bezit hebben van 0,16 gram marihuana. Een tweede veroordeling vindt plaats in december 1964 en in maart en april 1965 zit hij zes weken vast in het Huis van Bewaring aan het Wolveplein in Utrecht. Hij schrijft tijdens zijn verblijf daar het dagboek Tegen De Wet: zes weken Huis van Bewaring, inclusief over zijn gebruik van LSD in de gevangenis. Zijn contacten met Karel Appel resulteerden in de publicatie Karel Appel. Het verhaal van Karel Appel: een proeve van waarneming in 1963 en in 1970 tot de catalogus Appel’s oogappels.
Simon Vinkenoog, Karel Appel en Machteld bij Château de Molesmes, Frankrijk, eind jaren 60 © Nico Koster / MAI
Wim Bosma voelde zich in de jaren 30 als schilder sterk aangetrokken tot de ‘wonderen’ van de moderne techniek. Hij schilderde en aquarelleerde dan ook graag zaken als spoorwegviaducten, treinen, boten en vliegmachines in een nieuw-zakelijke, realistische stijl. Na 1945 deden naast technische onderwerpen ook andere motieven hun intrede in zijn werk. Hier schilderde Bosma de Ibis: het eerste KLM-toestel van het type Douglas DC-3 dat op 21 september 1936 aan de KLM werd afgeleverd. De Ibis werd tot 1940 ingezet op de eerste officiële lijndienst naar Le Bourget bij Parijs en op de route Amsterdam-Batavia. In juli 1940 kon het toestel, dat op dat moment op de lijndienst Amsterdam-Shoreham werd ingezet, niet terugkeren naar Nederland vanwege de Duitse inval. Samen met andere naar Engeland uitgeweken KLM-toestellen werd de Ibis ingezet op de civiele passagiersdienst Bristol-Lissabon. De Ibis werd, als enige op deze lijndienst, binnen zeven maanden drie keer door Duitse jachtvliegers aangevallen. Bij de eerste twee aanvallen bleven alle inzittenden, ondanks zware schade aan het vliegtuig, nog ongedeerd. Maar tijdens de laatste aanval, op 1 juni 1943, verdween het toestel als BOAC-vlucht 777, met dertien passagiers en vier bemanningsleden aan boord, in de Golf van Biskaje.
Frans Lebret en Jan Hendrik Weissenbruch zijn tijdgenoten. Allebei werden ze geboren in de jaren 20 van de 19e eeuw, de bloeitijd van de romantiek. Schilders trokken de natuur in die ze in schetsen vastlegden om deze later in het atelier uit te werken tot fijn geschilderde, geïdealiseerde voorstellingen. Lebret trok al jong naar buiten om het landschap, en vooral het vee, rondom Dordrecht te bestuderen. Zijn specialiteit zou altijd het weergeven van dieren blijven, vooral schapen ‘die hem in de beweeglijkheid van hun vacht zoo aantrokken’. Zijn stijl wortelt daarmee in de Dordtse Pictura traditie, waarin de gebroeders Van Strij omstreeks 1800 een hoofdrol vervulden. weer. Geleidelijk aan, werkend in de open lucht, worden zijn composities soberder, zijn kleurenpalet meer ingetogen en zien we het typische, heldere ‘Weissenbruch-licht’, meer en meer verschijnen. Licht en lucht waren voor Weissenbruch het meest bepalend in een schilderij en al vroeg zijn leidraad voor het verbeelden van sfeer en ruimte in een landschap. Tijdens zijn hele schildersleven zou hij zich met dit thema bezig houden. In de landschappen van deze twee tijdgenoten zijn grote verschillen te zien. Bij Lebret wordt de aandacht getrokken door een herder en zijn vee op de voorgrond. Op het middenplan een bosschage en landhuis, waarlangs de blik verder glijdt naar het panorama op de achtergrond met een molen aan de horizon. In het schilderij van Weissenbruch wordt de blik van de kijker meteen getrokken langs het vaartje naar de molen centraal op de achtergrond en ligt de horizon een stuk hoger dan in het landschap van Lebret. Daarmee geeft Weissenbruch zijn eigen impressionistische interpretatie van de stemming die hij op dat moment ondervond middenin de natuur, terwijl Lebret (nog steeds) kiest voor het traditiegetrouwe uitbeelden van een geïdealiseerd landschap volgens een vooropgezet plan. Na 1850 maakte men zich los van academische tradities en werd met ‘nieuwe’ ogen naar het landschap gekeken. In navolging van de school van Barbizon veranderde Lebret midden 19e eeuw het romantische beeld van het landschap in een meer realistische voorstelling. Maar daar bleef het ook bij. Terwijl Lebret de weg bereidde voor jongere schilders die rond 1880 in navolging van de Haagse School wilden werken in de vrije natuur, heeft hij die weg zelf nauwelijks of niet bewandeld. Zijn tijdgenoot Weissenbruch wel. Hij gaf in steeds snellere, spontane penseelstreken indrukken van stemming en atmosfeer, seizoenen en momenten van de dag in de natuur.
Deze beide schilderijen verkochten wij in 1999 aan een goede klant die ze lang in bezit had. Nu zijn ze weer terug bij ons. Het was een prettig weerzien, want hoe wij indertijd in bezit kwamen van deze twee pendanten is een interessant verhaal. In 1987 ontdekte Frank Buunk de vroege winter op een veiling. Hij zag meteen dat het om een Schelfhout ging, hoewel het werk aan een andere kunstenaar was toegeschreven. We gingen dus aan de slag om aanknopingspunten met Schelfhout te vinden voor de definitieve toeschrijving. Na het kopen en Schelfhout de volgende dag al kijken. Het ‘nieuwe paar’ werd volop gefotografeerd. De volgende dag belde de klant. Hij kon de winter wegens ruimtegebruik niet kopen maar bood ons, heel fideel, zijn zomer te koop aan. De zaak werd binnen een minuut beklonken. Intussen werd het verhaal door ons, met de schilderijen bij de hand, aan heel wat mensen verteld. En daarbij werden de nog oningelijste panelen zó vaak verplaatst dat er op het vernis van de winter een paar vernisbeschadigingen ontstonden. Het vernis, met enkele goede oude retouches erbij, zou vanwege de ophalen van het werk herinnerde Frank zich een vroeg zomers bosgezicht van Schelfhout, dat wij tien jaar eerder voor een klant restaureerden. Op dit schilderij lag het zwaartepunt van de compositie links, terwijl onze winter het zwaartepunt rechts had. En wat bleek? De formaten van beide werken waren zo goed als hetzelfde, de horizonlijnen liepen in elkaar over en beide waren op paneel geschilderd. Zouden het pendanten geweest zijn? De eigenaar van de zomer vertelden we het verhaal. Geïntrigeerd kwam hij met zijn echtgenote en zijn zomerlandschap van krasjes moeten worden verwijderd. Aldus geschiedde. Maar wat schetst onze verbazing toen rechtsonder resten van de signatuur van Schelfhout tevoorschijn kwamen. De onderzijde van de signatuur was geheel verminkt. De bovenste helft was echter nog min of meer intact, en als men het wist kon men duidelijk lezen: A…lfh.ut F[ecit]. De beide Schelfhouts vonden hun weg naar een particuliere verzamelaar waar ze jarenlang onafscheidelijk, in identieke lijsten, naast elkaar hingen. Totdat ze dus recent weer bij ons terugkwamen.
De werken pronken in onze drie galeries in Ede, alwaar u van harte welkom bent. We ontvangen u gastvrij met een kop koffie en rond vier uur met een glas Salentein. Wilt u een specifiek kunstwerk in privacy bekijken, maak dan een afspraak, dan hangen wij het voor u in een aparte ruimte.
Open: dinsdag t/m zaterdag 11-17 uur
open zondagen 26 november en 10 december
en op afspraak: 0318-652888 of info@simonisbuunk.nl