Omstreeks 1925 nam in ons land het natuurgetrouw schilderen van de werkelijkheid sterk in populariteit toe. De stroming die dan ontstaat kennen we als Nieuwe Zakelijkheid, vernoemd naar de Duitse ‘Neue Sachlichkeit’. Samen met het magisch realisme en surrealisme bepaalt het tussen 1925 en 1945 het gezicht van het realisme in Nederland. In 1929 werd deze beweging op een tentoonstelling van De Onafhankelijken in Amsterdam in ons land gepresenteerd, naast werk van gelijkgestemde Nederlandse schilders als Harmen Meurs, Wout Schram en Raoul Hynckes. Geliefde onderwerpen waren stillevens en close-ups van de natuur. Een vaak geschilderd stilleven was het Vanitas stilleven, dat een protestants-christelijke oorsprong heeft. Het spoort de beschouwer aan zich te bezinnen op de vergankelijkheid van het leven. Met attributen als gedoofde kaarsen, verwelkte bloemen, vergane boeken, omgevallen glazen en een schedel visualiseerde de kunstenaar de tijdelijkheid, de ijdelheid en zinloosheid van het aardse bestaan. De schedel herinnert mensen eraan dat ze sterfelijk zijn, een momento mori: op een dag zul je sterven en voor het aangezicht van God verschijnen. Nu, in onze verwereldlijkte samenleving denkt men daar niet meer zo aan, en prefereert men het carpe diem, pluk de dag en maak plezier.
Naast stillevens werden door de realisten ook stadsgezichten geschilderd; landschappen en figuren komen aanzienlijk minder voor. Hoewel objectieve registratie het streven was van de realisten kan men nu wel zeggen dat iedere kunstenaar zijn eigen interpretatie van de werkelijkheid gaf. Sommige schilders hielden zich bezig met de rangschikking van vormen en kleuren op het platte vlak, anderen met de expressie van gevoelens en weer anderen zoals Harmen Meurs en Johan van Hell, verwerkten maatschappijkritiek in hun werk.