Zoek op kunstenaar
Sluit

De schaapskooi

Altijd is het weer een bijzonder moment, de eerste lammetjes in de wei. Deze kleine spring-in-‘t-velds zijn voor veel mensen een teken dat de lente in aantocht is, ook al worden ze soms begin februari of nog eerder geboren. De eerste weken van hun leven brengen de lammeren door in de schaapskooi, totdat ze groot en sterk genoeg zijn om met de kudde de hei op te gaan. In de ‘kraamtijd’ is het in de schaapskooi een drukte van belang, met een gekrioel van beweeglijke witte wolletjes. De lammeren maken doldwaze capriolen, rennen en springen in het rond tussen hun schijnbaar onverstoorbare moeders. En ondertussen wordt er steeds geblaat: ooi en lam houden voortdurend ‘contact’, en doordat elk schaap en lam zijn eigen, unieke geluid heeft weet het lam feilloos wie zijn moeder is, en andersom.

De schaapskooi en schaapskudde hebben tegenwoordig vooral een toeristisch-recreatieve functie, en worden vanuit cultuurhistorisch oogpunt in stand gehouden. Ze worden ingezet voor landschapsbeheer (onderhoud heidevelden en dijken) en ook speelt vaak het behoud van de verschillende rassen een rol. Vroeger echter werden schapen vooral gehouden voor de mest- en wolproductie. De schaapskooi was een verzamelplaats voor mest, een zogenaamde potstal. ’s Avonds kwam de kudde terug in de schaapskooi, waar zij dan mestte op een verse laag heideplaggen. In de loop der tijd ontstond er zo een dikke mestlaag, die dan weer over akkers werd uitgereden. Met de komst van kunstmest verviel de noodzaak van de ‘productie’ van schapenmest. En ook als wolleverancier heeft het schaap in Nederland door de opkomst van kunstvezels zijn functie grotendeels verloren. Ons land is dan ook al lang niet meer het ‘schapenland’ van weleer, maar de vele verschillende rassen – zoals het Veluwse en Drentse heideschaap, de Schoonebeeker, de Texelaar en de Zwartbles – bestaan nog steeds.