In het Friese Sint Jacobiparochie geboren verhuist Germ de Jong op vierjarige leeftijd naar Amsterdam. Hoewel De Jong droomt van een carrière als kunstschilder, geïnspireerd door de beroemde schilders van Tachtig onder aanvoering van Breitner, heeft zijn vader andere plannen en wordt hij in een fabriek te werk gesteld. Intussen doet hij stiekem toelatingsexamen voor de Kunstnijverheidsschool Quellinus Amsterdam. Om de kost te verdienen heeft hij allerlei baantjes. Daarnaast schrijft hij zich ook in op de Rijksacademie van Beeldende Kunsten en de academies in Rotterdam en Den Haag. Lang blijft hij op geen enkele school, hij trekt er liever op uit, het volle leven in. Nadat hij in 1918 een succesvolle eerste solo-tentoonstelling bij kunsthandel Herman d’Audretsch in Amsterdam heeft én de Willink van Collen aanmoedigingsprijs voor jonge kunstenaars wint, is zijn naam definitief gevestigd. Hij reist met zijn vrouw af naar Parijs, waar het in die tijd gebeurde. Hij maakt er kennis met Piet Mondriaan en Conrad Kickert en Picasso is zijn buurtgenoot. Aanvankelijk schilderde De Jong vooral landschappen in een donker palet. In Parijs wordt zijn werk fors, raak, en vooral kleurig. Het liefst schildert hij stadsgezichten, die in hun voorkeur voor rechte huizenblokken, schuttingen en blinde muren het streven naar een zekere abstracte ordening verraden.
Vanwege huwelijksproblemen keert het gezin keert in 1933 weer naar Nederland, waar het zich vestigt in Schoorl bij Bergen. Daar komt De Jong in aanraking met de schilders van de Bergense School. Vanaf die tijd houdt hij zich vooral bezig met, wat rustig zijn specialiteit genoemd mag worden: het bloemstilleven. Het zijn veelal bonte boeketten opgezet in een spontane penseelstreek in volle, bloeiende kleuren. Ze bezorgden hem erkenning en publiciteit en in 1956 een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Maar ook zijn tweede huwelijk houdt geen stand en wordt in 1936 ontbonden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontmoet hij zijn derde vrouw en vinden zij een onderkomen in Amsterdam. De zomers brengt de geboren Fries meestal door op Ameland, in Hotel Hofker in Nes.
Na de Tweede wereldoorlog verraadt het werk van De Jong, naast invloed uit zijn Bergense en Parijse periode, ook invloed van de reizen die hij maakte naar Marokko, Spanje, Italië en Corsica. De Jong was een bohemien, die er een uitbundige levensstijl op nahield en als arme kunstenaar overlijdt.