Trouw, Henny de Lange, 12 maart 2015
Geld speelt geen rol voor de superrijken die hedendaagse kunst kopen. Met als gevolg exploderende prijzen. Wanneer spat de kunstbubbel uit elkaar?
Is het nog wel leuk om kunstverzamelaar te zijn? Nu de prijzen op de kunstmarkt zo de pan uitrijzen? Kunstverzamelaar Martijn Sanders: “Toen mijn vrouw en ik in de jaren zeventig begonnen met verzamelen, beleefden we er meer plezier aan dan nu.”
Al ruim veertig jaar verzamelen Martijn en Jeannette Sanders hedendaagse kunst uit binnen- en buitenland. Hun collectie is uitgegroeid tot een van de belangrijkste particuliere kunstverzamelingen van Nederland. Het echtpaar staat al jaren in de top-200 van het Amerikaanse kunstblad Artnews. Nederland telt drie namen op deze lijst van belangrijkste collectioneurs. Naast het echtpaar Sanders zijn dat Martijns broer Piet en zijn vrouw Marieke, en Joop van Caldenborgh, die in Wassenaar een museum laat bouwen voor zijn kunstverzameling.
De collectie-Sanders, waarvan zo’n tweehonderd werken het afgelopen jaar te zien waren in het Stedelijk Museum Amsterdam, omvat grote namen, zoals die van Christopher Wool, Anselm Kiefer en Cindy Sherman. Al in een vroeg stadium kochten Martijn en Jeannette Sanders werk van deze kunstenaars, toen ze nog relatief onbekend waren. Met de bedoeling hen te blijven volgen in hun ontwikkeling. Maar daar zijn ze mee gestopt. Noodgedwongen, en met pijn in het hart, want Wool, Kiefer en Sherman zijn onbetaalbaar geworden. “Niet alleen voor privé-verzamelaars zoals wij, die toch best iets te spenderen hebben, maar ook voor musea.”
Een groeiende groep superrijken die tegen elkaar opbieden, domineert in toenemende mate de kunstmarkt. Ze kopen vooral naoorlogse en hedendaagse kunst. Geld speelt geen rol voor deze categorie kopers: oliesjeiks uit het Midden-Oosten, oligarchen uit Rusland, hedgefondsmanagers uit de Verenigde Staten en Chinese miljardairs, met als gevolg exploderende prijzen op de veilingen. Kunst hoort bij hun sterrenstatus. Ze hebben alles al en pronken liever met een schilderij van Gerhard Richter of een kunstwerk van Jeff Koons, dan met het zoveelste miljoenenjacht.
Het jaarlijkse marktonderzoek van de kunstbeurs Tefaf, die vandaag opent in Maastricht, komt met onthullende cijfers over de prijzengekte. Nog nooit ging er zoveel geld om op de mondiale kunstmarkt als afgelopen jaar: 51 miljard euro, drie miljard meer dan in het topjaar 2007, vlak voor de crisis. Maar het aantal transacties bleef ver achter. Werden er in 2007 bijna 50 miljoen kunstwerken verkocht, in 2014 waren dat er elf miljoen minder. Conclusie: er worden beduidend minder kunstwerken verkocht, maar wel voor veel meer geld. Dat geldt vooral voor de sector naoorlogse en hedendaagse kunst, die de afgelopen tien jaar een fenomenale groei doormaakte. Met een aandeel van 48 procent is het nu veruit het belangrijkste en sterkst groeiende (19 procent) marktsegment. Het is vooral het hippe en artistieke imago dat hedendaagse kunst zo gewild maakt bij de nieuwe superrijken. Andy Warhol past beter bij hun statusgevoelige lifestyle dan een oude meester.
Dat neemt niet weg dat er ook voor de (post)impressionisten ‘bespottelijke’ prijzen worden betaald, zegt Sanders. Zo werd onlangs het schilderij ‘Wanneer ga je trouwen?’ van Gauguin voor 260 miljoen euro verkocht aan Qatar, dat al geruime tijd zeer actief is op de kunstmarkt. Nog nooit eerder werd er zoveel geld betaald voor een kunstwerk. Tot nu toe was het schilderij ‘De kaartspelers’ van Paul Cézanne het duurste ter wereld. Het werd drie jaar geleden verkocht voor 229 miljoen, ook aan Qatar. Het land zou willen pronken met een imposante kunstcollectie als er in 2022 het WK voetbal wordt gehouden.
Toen Sanders begon met verzamelen, had hij een limiet van 3000 gulden, zo’n 1400 euro, voor een kunstwerk. “Daar kocht je in die tijd toch wel een mooi Zero-kunstwerk van Armando voor. Of een constructivistisch werk van Peter Struycken.” Hun meest recente aankoop, twee weken geleden, is een tapijt van de jonge Italiaanse kunstenares Rossella Biscotti. Ze betaalden er 15.000 euro voor. “We vinden haar werk goed en willen haar blijven volgen, maar het is tegenwoordig maar afwachten hoe lang een kunstenaar nog betaalbaar blijft.”
Door de stijgende prijzen worden volgens Sanders ook kopers gelokt die niets hebben met kunst, maar er alleen een beleggingsobject inzien. “Die speculanten slaan hun aankopen op in een pakhuis om het een jaar later met flinke winst weer te verkopen.” Bij het doorspitten van de catalogi van kunstveilingen valt hem op dat ‘heel veel kunstwerken al snel terugkeren op de veiling’. “Ik zie daar werken passeren die het ene jaar voor 20.000 euro zijn geveild, en het jaar daarop voor 40.000 euro.”
Je zou kunnen stellen dat de kunstmarkt daarmee een soort aandelenmarkt is geworden, maar dat is niet zo, benadrukt Sanders. “Op de aandelenbeurs zijn er duidelijke regels. De kunstmarkt is de grootste ongereguleerde markt van de wereld, waarin speculanten opereren met veel geheimzinnig geld.” Het feit dat er snel veel geld is te verdienen met kunst, leidt tot ‘heel bizarre zaken’, meent hij. Zo zijn er veilinghuizen die hun gegarandeerde verkoopprijs laten verzekeren door een belegger. “Stel, je biedt een Richter aan voor een gegarandeerde prijs van 50 miljoen euro en hij brengt maar 45 miljoen op, dan is dat verlies gedekt. Maar als hij meer opbrengt, delen het veilinghuis en de belegger de winst.”
Sanders kan geen namen noemen. “Ik ken ze ook niet, tenminste niet hier in Nederland. Maar ik weet dat het gebeurt, door Chinezen, Russen en Arabieren.” Ook op andere manieren wordt de markt gemanipuleerd. Zo zijn er galeriehouders die werk opkopen van kunstenaars uit hun ‘stal’ om een kunstmatige schaarste te creëren en zo de prijzen verder op te stuwen. Sanders: “Wat ook steeds vaker voorkomt, is dat je binnen een kwartier moet beslissen over een aankoop.”
Her en der is al voorspeld dat deze ‘kunstbubbel’ eerdaags uit elkaar zal spatten. Maar Sanders gelooft er niets van. “Voorlopig zie ik daar geen tekenen voor. De aandelen stijgen weer en dat zal de prijzen op de kunstmarkt nog verder opstuwen.”
Luc Renneboog, hoogleraar bedrijfsfinanciering aan de Universiteit van Tilburg, deed onderzoek naar de prijzen op de kunstmarkt. Het klopt, zegt hij, dat de kunstmarkt de financiële markten volgt, ‘met een vertraging van zes maanden tot een jaar’. “In de tweede helft van de jaren tachtig was er ook zo’n bubbel als nu. Destijds waren het rijke Japanners die massaal Franse impressionisten aankochten, die toen met de moderne kunstenaars het meest gewild waren. Na de crash op de beurzen in 1990 gingen ook de prijzen op de kunstmarkt omlaag.”
Volgens Renneboog is er nog een factor die van invloed is op de kunstmarkt: de inkomensongelijkheid. “Die is sinds de jaren tachtig sterk toegenomen. Als er meer geld komt in handen van een kleine groep mensen, stijgen de kunstprijzen eveneens. Extreem rijken kopen graag kunst, niet eens zozeer als belegging maar als statussymbool.”
De hausse die zich van 2001 tot 2007 voordeed op de kunstmarkt, werd mede veroorzaakt door Russen die schatrijk waren geworden na de privatisering van overheidsbedrijven. Daar kwamen rond 2005 rijke Chinese kunstkopers bij. Door de wereldwijde crisis stortte een paar jaar later de kunstmarkt in. De zwaarste klappen vielen in de sector naoorlogse en hedendaagse kunst. Sinds het dieptepunt in 2009 heeft deze markt zich hersteld. De hoogste bedragen worden nu betaald voor een relatief kleine kopgroep van kunstenaars.
Deze prijsexplosie kan ook grote consequenties hebben voor de musea, waarschuwt Martijn Sanders. “Die kunnen zich nu al geen werk meer permitteren van Gerhard Richter, omdat nogal wat superrijken daar op azen.” Dat geldt ook voor Andy Warhol, Francis Bacon, Mark Rothko en Jeff Koons, die volgens het Tefaf-rapport samen met Richter in de topvijf staan van duurste naoorlogse kunstenaars. Sanders: “Als dit zo doorgaat, worden de grote kunstenaars onbereikbaar voor musea. Dat betekent dat er lacunes gaan ontstaan in hun collecties.”
Renneboog waagt zich niet aan voorspellingen hoelang de huidige prijzengekte zal aanhouden. “De markt wordt in een bepaalde mate ook gemanipuleerd.” De galeriehouders van topkunstenaars als Damien Hirst en Jeff Koons is er veel aan gelegen om de prijzen op peil te houden. Daarom bieden ze volgens Renneboog mee op veilingen.” Als de prijzen van een kunstenaar dalen, zie je dat vaak niet, omdat het werk dan wordt ingenomen en niet verkocht. Je ziet geen prijsdalingen in de markt, wat leidt tot een vertekening van het rendement.” Ook dat kan de hype in stand houden.
Juist omdat er zoveel belangen op het spel staan, zal de hausse voorlopig aanhouden, verwacht Jop Ubbens, directeur van veilinghuis Christie’s in Amsterdam. “Er zijn zoveel krachten die ervoor zorgen dat de markt stabiel blijft.” Maar mensen moeten niet denken dat ze snel rijk kunnen worden door nu te gaan beleggen in kunst. Uit onderzoek (onder meer van Renneboog) is gebleken dat het reële rendement van kunst gemeten over de periode 1951-2007 jaarlijks 4 procent bedroeg. Voor aandelen was dat 8,9 procent. Kunst is wel weer lucratiever dan staatsobligaties (2,3 procent). Zeker tijdens hypes op de kunstmarkt kan het rendement flink stijgen.
Toch adviseert kunsthandelaar Frank Buunk van Simonis & Buunk in Ede zijn klanten nooit om kunst te kopen als belegging. Zijn devies is: “Koop met je hart en ga niet te veel met trends mee. Op termijn zal de hype rond hedendaagse en naoorlogse kunst weer afnemen. Op elke actie komt vroeg of laat een reactie. Ook de superrijken die nu Warhols kopen, willen dan wel weer wat anders. Ik adviseer altijd om in ieder geval iets te kopen wat bij je past. We willen natuurlijk allemaal dat het waardevast is, maar laat het hedonistische rendement het zwaarst wegen.”