De weg die Simonis & Buunk het vorige jaar is ingeslagen met het uitbreiden van de collectie naar meer recente schilderijen en aquarellen uit de 20e eeuw, wordt daarmee voortgezet. Ook nu weer is gekozen voor een dubbeltentoonstelling: de Hollandse Romantische School, impressionisten en neo-impressionisten in de ‘oude’, vertrouwde galerie, en de 20e-eeuwse klassiek-modernen (o.a. luministen, de Ploeg en Bergense School) en recenten, onder wie Gerrit Benner, Corneille en Appel, in de moderne galerie daar schuin tegenover. De verbouwing van deze nieuwe galerie is nu definitief afgerond, zodat er voor de moderne kunst op deze Najaarstentoonstelling een prachtige, lichte expositieruimte beschikbaar is, over twee verdiepingen verdeeld.
Op 18 november zullen deze moderne galerie en de tentoonstelling tijdens een feestelijke bijeenkomst worden geopend door kunstliefhebber Marcel van Dam en kunsthistoricus Guido de Werd. Laatstgenoemde is directeur van zowel het 19e eeuwse museum B.C. Koekkoek-Huis in Kleef als van het Museum Kurhaus voor hedendaagse kunst, dat ligt aan dezelfde straat in Kleef. Er is dus sprake van een bescheiden overeenkomst: een 19e en 20e eeuws museum gelegen aan dezelfde straat in Kleef, en in Ede onze 19e-eeuwse kunsthandel en moderne 20e-eeuwse galerie, ook gelegen in dezelfde straat.
Daarnaast bestaat er sinds 1994 een speciale band tussen het museum B.C. Koekkoek-Huis en onze kunsthandel, toen wij samenwerkten voor de tentoonstelling Romantiek rond de familie Koekkoek, die eerst in Ede (1994) en daarna in Kleef (1995) werd gehouden.
Op het gebied van de 20e eeuw hangt er op deze Najaarstentoonstelling veel, en veel moois. Jan Sluijters, Kees Maks en Leo Gestel openen de rij van klassiek-modernen. Met name Jan Sluijters’ Kermesse à la Porte Maillot, uit 1906, is een voorbeeld van het vibrerend luminisme dat zijn vroege Parijse werk kenmerkt (afb. 1). Een vergelijkbaar schilderij uit deze periode, het ‘Bal Tabarin’, bevindt zich in de collectie van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Van tijdgenoot Leo Gestel zijn er onder andere twee expressieve pastels van zittende vrouwen, representatief voor de aardse, haast gebeeldhouwde naakten die hij in de jaren dertig maakte. Het expressionisme is vertegenwoordigd met kleurige Groninger landschappen van de Ploeg-leden Johan Dijkstra en Jan Altink, en met werk van individualisten, zoals Herman Kruyder, Charley Toorop, Dick Ket en Else Berg. De kleine groep werk van recentere datum omvat gouaches en schilderijen van Jaap Nanninga, Jan Roëde, Gerrit Benner, Corneille en Karel Appel.
Uniek is een Stilleven van Bart van der Leck (afb. 2), uit de collectie Arendsen Hein. Deze Utrechtse verzamelaar liet Van der Leck ook kleurontwerpen voor zijn studeerkamer maken. Van der Leck experimenteerde vanaf 1917 met het terugbrengen van de zichtbare werkelijkheid tot geometrische vlakjes en fragmenten van contourlijnen. In tegenstelling tot Mondriaan, die ook een verregaande abstrahering in zijn werk nastreefde, moest voor Van der Leck het onderwerp steeds herkenbaar blijven.
De Romantiek is zoals gewoonlijk bij Simonis & Buunk in alle genres met werk van mooie kwaliteit vertegenwoordigd. Er zijn zee- en riviergezichten van de Koekkoek-familie, een riviergezicht met veel figuren van Salomon Verveer uit 1846, stadsgezichten van Cornelis Springer, B.J. van Hove, Willem Koekkoek en Adrianus Eversen en fijn uitgewerkte wintertaferelen van onder andere F.M. Kruseman, Charles Leickert en Andreas Schelfhout, zowel uit diens topjaren rond 1850 als uit het begin van zijn bloeiperiode. Een absoluut hoogtepunt in het oeuvre van deze schilder is het grote doek IJsvertier aan de voet van een molen (afb. 3), geschilderd in 1839. Uitzonderlijk van compositie en detaillering is ook het Zomerlandschap met burchtruïne bij storm van B.C. Koekkoek. De naam die Simonis & Buunk met dit soort schilderijen heeft opgebouwd wordt nog eens bevestigd door het feit dat het Museum B.C. Koekkoek-Huis in Kleef opnieuw met deze kunsthandel in zee gaat voor de derde, gewijzigde druk van het boek Barend Cornelis Koekkoek (1803-1862), seine Familie, seine Schule und das Haus Koekkoek in Kleve uit 1994, waarin ook een 30-tal nieuwe schilderijen uit de collectie van Simonis & Buunk zal worden afgebeeld.
Bijzonder goed werk is er dit keer te zien van de schilders van de Haagse School, de Hollandse impressionisten die aan het eind van de 19e eeuw naar buiten gingen om hun indrukken van landschap en natuur ter plaatse vast te leggen. Om er enkele uit te lichten: van H.J. Weissenbruch zijn er een aantal sfeervolle aquarellen en schilderijen, waaronder een prachtig weids Polderlandschap uit 1902 dat tot het beste van zijn oeuvre gerekend kan worden. Voorts een ‘zilveren’ stad aan het water van Jacob Maris, van H.W. Mesdag twee mooie zeegezichten en een ongewoon kleurig schilderij van bomschuiten en vissersvolk op het strand van Scheveningen. Ontroerend is het schilderij Dag Vader (afb. 4) van B.J. Blommers, waarin een jonge moeder met haar kinderen langs de zeelijn de vloot uitzwaait. De curve van haar in de wind opbollend rokken, die zich voortzet in het enthousiaste armgebaar van de jongen die ze optilt, maakt de handeling tot een opgewekt, triomfantelijk zwaaien, vol hoop op de goede afloop van de reis. Een heel ander schilderij dan de doorgaans wat somber gestemde schilderijen van tijdgenoot Josef Israels, die ook het vissersgenre beoefende. Bijzonder is ook het schilderij Gereed voor de Wandeling van de Amsterdamse impressionist Nicolaas van der Waay (afb. 5) en Zeilboten op de Schie bij avond (1857) van de vroege J.B. Jongkind (afb. 6). Duidelijk is te zien hoe laatstgenoemde schilder bij zijn eerste terugkeer naar Holland de schoonheid van het landschap rond Rotterdam met zijn hoge vaarten en lage weiden met nieuwe ogen bekeek. Intrigerend tenslotte door het vinnig geschilderde licht in toetsen en takken, is het vroege landschap Koeien onder de bomen bij een beekje van Piet Mondriaan (afb. 7).