Hobbe Smith, geboren in Friesland, verhuist in 1873 met zijn ouders naar Amsterdam. Daar wordt hij opgeleid tot lithograaf bij een steendrukkerij en in de avonduren volgt hij tekenles aan de kunstnijverheidsschool Quellinus. Zijn tekentalent wordt snel ontdekt en dankzij een vermogende beschermheer en een beurs van koningin Wilhelmina kan hij een opleiding volgen aan de Rijksacademie in de hoofdstad en daarna, ditmaal met een subsidie van Koning Willem III, aan de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten waar hij les krijgt van de beroemde schilder Charles Verlat.
Hobbe Smith schilderde in een losse, impressionistische toets en alles pakte hij aan; figuurstukken, naakten, stillevens, interieurs, de bedrijvigheid in de Amsterdamse en Antwerpse havens, landschappen, molens, historiestukken en zee- en stadsgezichten. Hij wordt lid van Arti et Amicitiae in Amsterdam en Pulchri Studio in Den Haag. Daar leert hij Jacob Maris kennen die hij bewondert en met wie hij zich erg verwant voelt.
Hobbe wordt een gewaardeerd en succesvol schilder en betrekt een huis met atelier aan het Sarphatipark. Hij is dan intussen al getrouwd (1897) met Catharina Daalmeyer. In die periode, tot vlak voor de eeuwwisseling maakt hij sensuele en mysterieuze vrouwelijke naakten en portretten. Ook schildert hij veel stads- en havengezichten – vaak is hij met zijn boot op het water te vinden – en portretten in opdracht. In 1902 krijgt hij een solotentoonstelling in Pulchri Studio in Den Haag, net voor zijn veertigste verjaardag.
In 1912 valt hem een bijzondere opdracht ten deel van de ‘Eerste Nederlandse Tentoonstelling op Scheepvaartgebied’ (ENTOS) voor de viering van honderd jaar monarchie. Hobbe Smith maakt 12 enorme doeken, samen meer dan 150 m2, geïnspireerd op het IJ, die in 1913 in het Tolhuispaviljoen tentoongesteld worden. Het paviljoen wordt druk bezocht en belangstelling voor zijn werk komt nu ook vanuit het buitenland.
Op 64-jarige leeftijd komt aan zijn werkzame leven een eind. De Friese Amsterdammer wordt blind en moet stoppen met schilderen. Gelukkig is er dan nog steeds waardering en vraag naar zijn werk en kan hij financieel onafhankelijk blijven.