Zoek op kunstenaar
Sluit

publicaties

persberichten

Drie Edese Landschappen bij Simonis&Buunk

17 augustus 2000

Niet vaak kwam het in de 19e eeuw voor dat een beroemde schilder zich in Ede vestigde om het dorp en omgeving te schilderen. Een uitzondering hierop vormt de ‘gentleman-schilder’ Willem Witsen (1860-1923), die samen met zijn vrouw Betsy van Vloten in 1893 naar Ede kwam en negen jaar op de villa Zonneberg woonde.

Tot dan toe had Witsen zich vooral gewijd aan het stadsgezicht. In zijn studietijd aan de hoofdstedelijke Rijksacademie schilderde hij prachtige verstilde Amsterdamse straten en grachten met slechts hier en daar een figuurtje. Het waren wilde jaren, waarin Witsen veel in het gezelschap verkeerde van de Amsterdamse impressionisten Breitner, Isaac Israels en Jacobus van Looy en gestimuleerd werd om zijn eigen vorm van impressionisme te vinden. Het verhaal gaat dat hij door Anton Mauve gewezen werd op de schoonheid van het boerenland, dat de 19e-eeuwers zo romantiseerden. In Ede vond Witsen wat hij zocht: een ongerept boerendorp tussen akkers en heidevelden, niet ‘ontdekt’ en onder de voet gelopen door andere schilders zoals dat met dorpen als Laren, Nunspeet en Heeze was gebeurd. Het werd voor de schilder een vruchtbare periode, die resulteerde in een indrukwekkende reeks aquarellen, etsen en ook enkele olieverfschilderijen van boeren op het land, boerenerven, akkers, heidevelden en verstilde dorpsgezichten.

Twee van deze zeldzame Edese schilderijen van Witsen bevinden zich momenteel in de collectie van de Edese kunsthandel Simonis&Buunk: Allereerst het schitterende Winteravond in Ede (afb.), vrijwel identiek aan het Winterlandschap van Witsen in het bezit van het Rijksmuseum. Het toont uitgestrekte, met sneeuw bedekte akkers met daarachter de hechte groep boerenwoningen van het dorp die met hun besneeuwde daken afsteken tegen de oranje gekleurde avondlucht. Zoals ook blijkt uit zijn stadsgezichten had Witsen een grote voorkeur voor het schilderen van de winter, die de atmosfeer iets verstilds en betoverends gaf.

Bijzonder is daarom ook de grote aquarel Dorpsbuurt te Ede: de Driehoek (afb.), waarvan Witsen ook een olieverfversie en een ets maakte. Het toont het oudste gedeelte van het dorp, even ten noordoosten van de Oude Kerk, aan de rand van de oude dorpskern. Het zijn een paar stille dorpshuisjes bedekt met een sneeuwkleed, een lantaarn ertussen gezet en in de verte een paar weggedoezelde bomen. Zo zag de schilder Ede. Tijdgenoten waren enthousiast over Witsens aquarel en de kunstcriticus A.W. Timmerman schreef in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift: ’Ook hier weer de verlatenheid van het stille dorpsleven, zonder begeerten van den eenen dag op den anderen, altijd dezelfde genoeglijke tevredenheid van eenvoudige zielen, waar de dagtaak alleen verandert met de wisseling van de jaargetijden, van regen en zonneschijn, met het dalen der sneeuwvlokken en het bloeien van den boomgaard’.

Het derde Edese landschap werd geschilderd door Witsen’s tijdgenoot Jan Hillebrand Wijsmuller (1855-1925). Een reislustige schilder die opgeleid werd in Amsterdam, Den Haag en Brussel en wordt gerekend tot de nabloei van de Haagse School. Zijn onderwerpen vond hij zowel in en rond zijn woonplaats Amsterdam, in plaatsen als Egmond, Katwijk en Bronkhorst. Vanaf 1900 werkte hij jaarlijks een paar maanden in Gelderland, waaronder in Ede. Zo kwam in 1920 dit ‘Zomers gezicht op Ede vanaf de Paaschberg’ tot stand (afb.). Het is een karakteristiek beeld van Ede, met op de voorgrond de zonovergoten akkers op de plaats waar nu de Trapakkers liggen en in de verte de Oude Kerk.

Afbeeldingen